Rond 1655 werd er steeds geklaagd over de paapsgezinden
in Blaricum. Daar zou zelfs een
Catholiek door de buurmeesteren, schepenen en raden tot kerkmeester van de
protestante kerk zijn benoemd. Ook
schreef men dat te Laren en Blaricum “ een
Paep soekt in te cruypen” – als ook dat te Laren een “sekere
vrouw paeps synde” op haar sterfbed een legaat aan de schuilkerk heeft gemaakt. Uiteindelijk werd met
toestemming van de Staten pastoor Petrus Hartman toegelaten. Ook mocht hij een
boerderijkerk in gebruik nemen. Zelfs tientallen jaren na zijn vertrek noemde
men de boerderij ‘’Hartmanshuis”.